Dansmasker of Danspaal Slang, “Bansonyi”, Guinee

Dansmasker of Danspaal Slang – “A-Mantsho-na-Tshol” of “Bansonyi”.

Baga-volk kuststreek – Guinee West Afrika. door Jan H.C.Velterop.

Dit dansmasker komt uit het midden van de 20e eeuw, eenvoudig van vorm, 125 cm lang. Het is een gebogen vorm met de kleuren wit, zwart en rood. In het midden heeft het een verhoogde kam over de hele lengte. Het lijkt sterk op de boa constrictor, die veel voorkomt in het kustgebied. Hij wordt niet meer gebruikt, nadat in 1956 – 1957 het merendeel van de bevolking onder dwang moslim is geworden.

Van het dansmasker – ook hoofdtooi of danspaal genoemd – zijn verschillende uitvoeringen, van 90 tot 260 cm lang. Het wordt meestal van lichtere houtsoorten gemaakt: de kapokboom of cotton tree Moraceae antiaris of de Vitex madiensis. Door de lengte is het toch zwaar. Het vraagt grote kracht en balanceerkunst, omdat de danser ook veel acrobatische toeren moet uithalen. Weinig mannen kunnen dat, meestal was er maar één jongeman in een wijk.

Een danser is onzichtbaar onder een kegelvormig kleed van palmvezels, dat van boven zijn hoofd tot de grond komt. Het is versierd met felkleurige strepen stof, met metalen draden en bellen en met vogelveren. Op zijn hoofd balanceert hij het dans masker, soms bevestigd aan een steun, soms niet. Hij gaat met snelle kleine passen over het plein, zakt door zijn knieen om ritmisch op en neer te bewegen. Hij gaat snel heen en weer, tussen de menigte toeschouwers door. Hij schreeuwt vaak, dan weer hoge kreten over de hoofden heen, dan weer diepe lage geluiden vlak boven de grond. Heel bangmakend en schrik wekkend voor iedereen.

Het optreden is bij het begin van de avond of in het donker. Het mag niet worden gezien door vrouwen, kinderen en niet-ingewijden. Die zitten stil in de hutten in het donker. Als een jongen het per ongeluk ziet, moet hij onmiddellijk besneden worden en een initiatie ondergaan. Want alleen ingewijde mannelijke stamleden mogen het schouwspel zien en beloven ook absolute geheimhouding. Er zijn daarom nauwelijks afbeeldingen bekend. Eenmaal is een authentieke foto gemaakt in 1976, bij het verwante Temne-volk in buurland Sierra Leone. Alle andere gepubliceerde foto’s zijn ge-ensceneerd, reconstructies. En er zijn enkele tekeningen van een oude franse missionaris en van een modern anthropologisch onderzoek.

De naam “A-Mantsho-na-Tshol” betekent letterlijk “Meester van de Medicijn”; de zuidelijke Baga gebruiken ook vaak de naam Inap. In het Westen bekend als “Bansonyi”, een verbastering van de naam door de buren van het Susu-volk. De naam wordt gebruikt voor de geest zelf, maar ook voor de dans en voor het dansmasker. De Slang is voor alle Baga-groepen de belangrijkste geest, een familie-geest.

De huidige Baga-groepen waren de derde invasie vanuit het binnenland de kuststreek in. De eerste invasie gebeurde al voor de 16e eeuw. Dat blijkt uit hun mondelinge overlevering en uit de waarnemingen van vroege europese zeevaarders. De tweede en derde trek naar de kust was voor 1750. Toen verloren zij met andere stammen de grote veldslag bij Talansan tegen het herdersvolk van de Peul, die moslim waren. Daarna trok de laatste familie-groep, die toen al moslim geworden was, helemaal weg naar het moerassige kustgebied.

Ouden vertellen: “Er waren twee van deze geesten. We gebruikten ze om buitenstaanders bang te maken. .. Het is een heel oude traditie. Onze voorouders gebruikten het om nieuw land te vinden. Het kwam uit de Fouta [=oorsprongsgebied in het binnenland]. Het beschermde hen bij oorlog.”

Een franse reiziger schrijft in 1907: “De Bansonyi .. gaat ’s nachts door het dorp, doodt de tovenaars, enzovoorts, hij heeft de gave van helderziendheid en waakt erover dat er niets abnormaals gebeurt in de huizen als hij voorbijkomt ..”.

Volgens de Baga scheppen zij zelf hun geesten, die niet zelfstandig bestaan. “A-Mantsho-na-Tshol” hebben ze zelf “bedacht” en hun beeld er van “opgevuld” met de voorstellingen van de slangegeest Ninkinanka. Deze geest wordt vereerd in het hele gebied van Senegal tot Ivoorkust. Hij geeft regen, brengt rijkdom en schenkt kinderen aan de onvruchtbare vrouwen. Hij vraagt een hoge prijs en verschijnt in de vorm van een boa. Hij woont jong in een grote boom in het woud, en als volwassen geest in het water. Hij wordt ook gezien als de regenboog: die gaat in de lucht om de regen te drinken, buigt naar de aarde, en laat het water weer terugkomen bij de bronnen. Daarom is hij betrokken bij begin en einde, leven en dood, en de voortgang van de generaties. Een “A-Mantsho-na-Tshol” is een nieuw-wedergeboren Ninkinanka, die zelfs nog meer krachten bezit..

De Baga ontwikkelden een uitgebreide kultuur met veel rituelen en verhalen, waarmee ze zich onderscheidden van de buurvolkeren. Om die gebruiken goed te bewaren en over te leveren aan jongere generaties ontstonden uitgebreide initiatie-rituelen.

Deze zijn in de oude traditie verdeeld in perioden over meerdere jaren, meestal in een cyclus van 15 jaar. Bijvoorbeeld: 1 maand in 1e jaar, enkele maanden in 2e en 3e jaar, 6 maanden in 4e jaar, enkele maanden in 7e jaar. Na 15 jaar begint dan weer een nieuwe serie van inwijdingsjaren. In de 20e eeuw was dit maar 6 maanden, in de droge tijd. Dat betekent, dat de belangrijkste gebeurtenissen maar enkele keren per mensenleven plaats vinden. Het overdragen van deze kennis is alleen mogelijk door oude wijze mannen met voldoende kennis en ervaring.

Zij hebben daarmee tegelijk de grootste macht, zij moeten de tradities doorgeven. De initiatie was als lang-lopende traditie oorspronkelijk alleen voor mannen en is totaal anders dan bij de buurvolkeren. De initiatie-gebruiken voor vrouwen zijn later overgenomen van de buren, het Susu-volk. Bij de zuidelijke Baga verdwenen de inwijdingsrituelen in het begin van de 20e eeuw, bij de noordelijke Baga in de jaren 1950. Ze eindigden overal bij de overgang naar de islam.

De “A-Mantsho-na-Tshol” verschijnt bij inwijdings-rituelen en bij de besnijdenis. De overgang naar volwassenheid begint met het krijgen van een nieuwe persoonlijke naam. Verder het leren van de geheimtaal, die alleen bij de initiatie-riten gebruikt wordt. En de inwijding in de Slangegeest “A-Mantsho-na-Tshol”. Een week voor het einde komt de Geest ’s nachts om de jongens af te ranselen. De jongsten zijn erg bang, maar de ouderen verdedigen de deur van de ruimte tegen de Geest.

Deze blijft bij hen gedurende alle jaren van de initiatie. Hij verschijnt telkens in het dorp als de oudsten een verdenking hebben, dat er ongeoorloofde dingen gebeuren. Dat is altijd in het donker en de mensen zijn er erg bang voor.

Sommige oudsten hadden hun eigen dansmasker. Niet-ingewijden konden ook naar zo iemand toegaan om persoonlijk ingewijd te worden. Bij sommige groepen konden jongeren zich tegen betaling laten inwijden.

=== === ===