Al vanaf 1969, rond de 50 jaar lang, staan de mensen van Molletje voor eerlijke handel, die de wereld verandert. Vanaf 1984 met hun eigen winkel Molletje – Een Andere Wereld. Niet voor het goede doel, maar gewoon omdat het eerlijk is.

Eerlijk naar iedereen, van de producent tot aan de klant. Eerlijk dat wil zeggen dat alle mensen betaald worden voor hun werk. Niet het veel te kleine beetje, wat de laagste prijs is die we kunnen opleggen. Waarna de mensen dank je wel moeten zeggen tegen de giften van het goede doel, die ze nodig hebben om te (over)leven. Nee, eerlijke handel is het betalen van een voldoende hoge prijs om menswaardig te kunnen leven van je arbeid. Geen auto, geen vakantie, maar wel eten, een dak boven je hoofd en school voor de kinderen.

Jan en Martha Velterop zijn mensen die al in 1960-er jaren inzagen dat een eerlijke prijs voor je werk een goede oplossing is tegen ongelijkheid en onrechtvaardigheid in de wereld. Eind november 1969 besprak een groep mensen voor het eerst hoe tot actie te komen als wereldwinkels.

Samen met 6 anderen begon Jan in 1970 met suiker, koffie en kunstnijverheid als Stichting Wereldwinkel. Andere winkelgroepen sloten zich aan bij de acties en de stichting werd vereniging van wereldwinkels in 1972. In 1988 geeft de oprichting van het Max Havelaar Keurmerk ruimere bekendheid en zorgt dat Fair Trade gewoon wordt. De opkomst van internet biedt nieuwe mogelijkheden. Molletje doet er enthousiast aan mee. Zo kunnen we nog meer mensen een ruime keus uit eerlijke en prachtige producten bieden.

Niet om goed te doen, maar omdat het eerlijk is.

Hoe het begon in 1969 en 1970: Tot ver na 1960 praatten mensen over ontwikkelingshúlp. Maar niet over: waaróm zijn mensen arm? Eén reden is uitbuiting. Altijd al door het kolonialisme. Dat waren ze net aan het afschaffen! 1960 Ghana als eerste land onafhankelijk.

1964 en ’68 waren de eerste wereld handels conferenties. Dick Scherpenzeel begon er over te schrijven. Dat is een tweede oorzaak van armoe: we betalen niet voor het werk! Mensen worden arm gemaakt. Ze krijgen absurd lage prijzen voor hun werk. Wij moeten ze gewoon beter betalen!

Uitbuiting dus. In de eerste jaren van de wereldwinkels was dát het verhaal: wijzelf máken de ontwikkelingslanden arm. Telkens als een nieuwe groep een winkel wilde beginnen, werd dit verhaal verteld. Scholing van de medewerkers zodat ze weten waaróm ze spullen verkopen.

Eerder bedacht de Sjaloomgroep al de rietsuiker-actie van 1968. Laat Afrikanen onze suiker maken en schaf de dure import-belasting af. Een politieke actie, niet gericht op gewone klanten. Dus suiker werd het eerste voorbeeld product, dagelijks gebruikt. Maar niet aansprekend genoeg. Met ook weerstand bij de boeren, die toch al moeite genoeg hadden met hun bedrijf.

Het ideale product was in onze ogen koffie. Niet onmisbaar voor je voeding, dus heeft wat luxe. Wél gewoon onmisbaar voor een normaal leven. In de Wereldwinkel Amsterdam vond bedrijfsleider Jan Velterop Simon Levelt, een kleinere koffiebrander. Die kon koffie leveren zónder de slavenkoffie uit Angola. Waarvoor de nederlandse koopman de belangrijkste klant was. Met een extra toeslag voor de kleine koffie-boer of arbeider dachten we het ideale product te hebben. Wereldwinkeliers waren enthousiast. Koffie kwam snel in tientallen winkels en werd hét eerlijke voorbeeld-product.